Het was niet het gebrek aan geld dat pijn deed.
Het was het gevoel onzichtbaar te zijn.
Acht jaar zorgen, opofferen en alles geven wat ik had—gereduceerd tot een voetnoot.
Adam kneep in mijn hand.
« We deden wat juist was, Laura. Dat is wat telt. »
Zijn stem stelde me gerust, maar de pijn bleef hangen.
Hoofdstuk 5: Zes Weken Later
Zes weken later, toen het huis stiller was geworden en de eerste scherpe rand van verdriet was verzacht, besloot ik dat het tijd was om Margarets kamer schoon te maken.
Het was geen ritueel of traditie—gewoon het moment waarop mijn hart zich stabiel genoeg voelde om haar deur te openen zonder te breken.
Ik waste haar dekens, pakte haar sjaals weg, stofte het nachtkastje af, sorteerde haar boeken en veegde het houten hoofdeinde af waar ze al jaren tegenaan leunde. De kamer droeg nog steeds een lichte geur van lavendel.
Toen ik het gevlochten kleed naast haar bed optilde, zag ik een lichte bobbel onder het matras.
In eerste instantie dacht ik dat het een verkeerd geplaatste warmtekussen of een oud kussen was. Maar iets deed me even stilstaan.
Ik schoof mijn hand onder het matras en voelde dik papier.
Ik haalde een kleine crèmekleurige envelop tevoorschijn, verzegeld en versleten door de tijd. Mijn naam stond op de voorkant geschreven in haar fragiele handschrift:
« Voor Laura — mijn dochter in hart. »