Op de ochtend van de derde dag ontdekten onderzoekers iets dat mij kapot maakte: Emily’s kleren — haar roze t-shirt en speurshorts — netjes opgevouwen bij een bosrijk gebied achter het winkelcentrum.
Ik schreeuwde toen ze de tas met bewijs op tafel legden.
Op dat moment was ik er zeker van dat ik mijn dochter voorgoed had verloren.
Toen, toen de hoop me in de steek liep, stormde een detective naar binnen met een bevroren beeld van een buitencamera.
Een man. Een onbekende. Wandelen met Emily.
En het ergste: ze kon het niet laten.
Ze hield zijn hand vast.
Alles veranderde.
Rechercheur Laura Hayes zat tegenover me. « We hebben hem geïdentificeerd. Daniel Mercer, vierenveertig jaar oud. Geen kluisjes. Werknemer in een doe-het-zelfwinkel. »
« Waarom zou Emily met hem meegaan? » fluisterde ik.
« Het leek niet geforceerd, » antwoordde ze voorzichtig.
Die woorden verscheurden me. Emily zou nooit een vreemde gevolgd hebben, tenzij ze doodsbang of wanhopig was… of gemanipuleerd.
De volgende beelden waren ondraaglijk om te zien. Emily, uitgeput, zit alleen op een bankje. Daniel komt dichterbij, hurkt, spreekt zacht. Ze aarzelt. Dan knikt hij.
Mijn moeder werd bleek. Toch fluisterde ze: « Ze had beter moeten weten dan dat. »
Op dat moment brak er zeker iets in mij.
De politie doorzocht Daniels appartement. Leeg. Collega’s onthulden dat hij vaak sprak over « het redden van kinderen uit wrede families. » Onderzoekers ontdekten zijn verleden: een jeugd gekenmerkt door misbruik, gerechtvaardigd in naam van « onderwijs ».
« Misschien denkt hij dat hij het juiste doet, » vertelde rechercheur Hayes me. « En dat maakt het gevaarlijk. »
Op de vierde dag verscheen er een spoor. Een getuige had een meisje gezien dat op Emily leek in een supermarkt. Ze leek ongedeerd. Daniel had haar een drankje laten kiezen.
Er is een chalet gehuurd onder een valse naam gevonden.
Toen we aankwamen, was het leeg.
Op het kussen ligt een brief, geschreven in Emily’s handschrift:
« Mam, het gaat goed met me. Daniel zegt dat hij me naar een veilige plek brengt. Ik zei hem dat je me niet had verlaten. Ik hou van jou. »
En nog een brief, van Daniel:
« Ik dacht dat ik hem hielp. Ik had het mis. Ik breng haar terug. »