Ze was drie jaar oud toen ik haar ontmoette—krullen, een voorzichtige blik en een pluchen giraffe die als een harnas werd vastgeklemd. Toen ze vier jaar oud was, begon ze me zelf « papa » te noemen, alsof dat mijn altijd-naam was. Nu is hij dertien jaar oud. Haar biologische vader verschijnt en verdwijnt als slecht weer. Ze was gisteravond bij hem toen mijn telefoon oplichtte:
« Kun je me komen ophalen? »
Ik ben erop gereden. Ze was al buiten, met haar rugzak over haar schouder. Ze stapte in, deed haar gordel vast en vroeg met lage stem:
« Mag ik je nog eens papa noemen? Deze keer echt? »
Ik lachte. Ik huilde. Ik kneep in haar hand. En ik ging door.
Toen ik Zahra ontmoette, droeg haar dochter Amira nog luiers. Haar biologische vader, Jamal, was al aan het sterven – een cadeau van een weekend, maanden later. Ik kwam niet opdagen om iemand te vervangen. Ik ben gewoon gebleven. De eerste tand. De eerste buikgriep. De eerste tranen op school. Kleine overwinningen en lange nachten.
Op een middag, staand in de keuken, riep ze:
« Papa, sap! »