Ga door.
De man bij het recyclingpunt kijkt me niet aan als ik hem de blikken geef. Hij telt ze zwijgend, geeft me een paar dollar en gebaart dat ik moet vertrekken. Nee dank je. Hij zegt niets.
Ik ben gewoon weer een oudere vrouw die afval verzamelt. Niets bijzonders. Niets belangrijks.
Ik koop een half brood in een buurtwinkel. De vrouw achter de toonbank kijkt me zielig aan, maar zegt niets. Hij stopt het brood in een dun zakje, en ik vertrek snel. Ik kan die blik niet verdragen—die stille compassie die me nog kleiner doet voelen.
Ik zit op een bankje op het plein, dezelfde waar ik de eerste nacht op heb geslapen. Ik eet langzaam, geniet van elke hap, omdat ik niet weet wanneer ik weer zal eten. De zon begint onder te gaan en het plein vult zich met mensen die terugkomen van werk – gezinnen, koppels, rennende kinderen.
Iedereen heeft ergens om naartoe te gaan.
Iedereen behalve ik.
Ik sluit even mijn ogen en haal diep adem. De koele avondlucht vult mijn longen. Ik probeer me te herinneren hoe mijn leven vroeger was. Hoe het was om wakker te worden in bed, koffie te zetten in de keuken, in de woonkamer te zitten en tv te kijken.
Maar deze herinneringen doen pijn.
Ze doen pijn omdat ze niet langer van mij zijn.
Michael nam alles op zichzelf. Nu slaapt hij in mijn bed. Hij drinkt koffie in mijn keuken. Hij leeft het leven dat ik heb opgebouwd. En ik ben hier.
Ik open mijn ogen als ik voetstappen hoor naderen.
Een man komt naar me toe. Hij draagt een donker, gestreken pak en houdt een aktetas onder zijn arm. Hij stopt voor me en kijkt me aan met een uitdrukking die ik niet helemaal kan plaatsen.
Dit is geen genade.
Dit is geen afkeer.
Het is iets anders. Iets als verkenning.
« Het spijt me, » zegt hij met een vaste maar vriendelijke stem. « Ben jij Emily Hayes? »
Mijn hart staat even stil. Niemand heeft me al weken bij mijn voornaam aangesproken. Niemand keek me in de ogen alsof ik een echt persoon was. Ik staar hem onbeantwoord aan, verward en zelfs bang.
Wie is hij? Wat wil hij van mij?
Ik knik langzaam, niet wetend wat ik nog meer kan doen.