We liepen samen de winkel uit. De avondlucht leek lichter.
Bij de deur stopte ze, keek op naar me en vroeg waarom ik dit had gedaan.
Ik antwoordde hem eerlijk: zijn gebaar, door me te laten passeren, herinnerde me eraan hoe makkelijk het is om vriendelijk te zijn — en hoe zeldzaam dat wordt in een gehaaste wereld.
Ze knikte langzaam, haar ogen glansden, en zei dat ze hoopte dat ik dat op een dag voor iemand anders zou doen.
Voordat ze vertrok, legde ze haar hand op mijn arm. Een eenvoudig, stabiel, warm gebaar. Alsof hij de les wil afsluiten.