« Wat moeten we nu doen? » vroeg ik, mijn stem niet langer die van een bruid met gebroken hart, maar die van een vrouw die vecht voor haar leven. Paniek maakte plaats voor een koude, harde vastberadenheid.
Mijn moeder aarzelde geen moment. Ze had de volgende stap al gepland. Ze omzeilde de politie, wetende dat een strafrechtelijk onderzoek traag en ingewikkeld zou zijn. Ze pakte meteen haar telefoon en belde onze familieadvocaat, Arthur Vance, een man die ze blindelings vertrouwde, een man die onze familie al tientallen jaren bijstond.
Haar instructies waren kristalhelder, beknopt en ononderhandelbaar. « Arthur, met Linda. We hebben een noodgeval met code rood. Ik wil dat je onmiddellijk een tijdelijke noodstop aanvraagt voor al Emily’s financiële rekeningen en activa. Allemaal. En ik wil dat je een spoedaanvraag indient voor ongeldigverklaring van alle documenten die vandaag op de bruiloft zijn ondertekend of op het punt staan te worden ondertekend, met als reden een plotselinge, invaliderende medische noodsituatie en mogelijke noodtoestand. »
De gevolgen van dat telefoontje waren onomkeerbaar. De bruiloft was nu niet alleen uitgesteld, maar officieel dood. Toms familie, die op dat moment waarschijnlijk nog druk bezig was met het bedenken van hun volgende stap, werd nu onderworpen aan een grootschalig onderzoek wegens grootschalige fraude, samenzwering en poging tot illegale opsluiting.
Ik besefte, met een ijzingwekkende definitiviteit, dat ik altijd de kwetsbare was geweest, slechts beschermd door de stille, bescheiden waakzaamheid van mijn moeder. Mijn rijkdom was geen zegen; het was een doelwit op mijn rug geschilderd.