In het ziekenhuis, nadat de artsen een « lichte verstuiking » hadden vastgesteld en me een preventieve enkelbrace hadden aangemeten, mijn rekeningen veilig waren gesteld en de juridische verdediging volledig was ingezet, keek ik eindelijk naar mijn moeder. Ze zat uitgeput maar vastberaden op een harde plastic stoel naast mijn bed.
« Ik heb altijd gedacht dat de bruiloft het allerbelangrijkste was, » zei ik, terwijl de tranen eindelijk vloeiden, niet om de verloren ceremonie, maar uit opluchting over het leven dat ik bijna had verloren. « Maar jij hebt me vandaag geleerd dat vrijheid het meest waardevolle bezit is. »
Mijn moeder omhelsde me, haar armen als een schild tegen de wereld. Ze had de sociale perfectie en de eer van een grootse bruiloft verruild voor mijn leven.
De les van die dag was bruut. De felle, beschermende loyaliteit van een moeder had de brute, roofzuchtige hebzucht van de jagers overwonnen. Ik had altijd gedacht dat ik een rijke erfgename was, maar mijn moeder had me geleerd dat vrijheid van degenen die je in een kooi willen stoppen de enige ware rijkdom is. Ik dacht dat ik de liefde vond. In plaats daarvan vond ik dankzij haar het leven.