Die ochtend begon zoals zoveel andere in hun grote huis in de buitenwijken van Atlanta.
Nala was al sinds zonsopgang op de been en bewoog zich als een stille schaduw tussen de keuken en de wasruimte. De vage geur van een warm ontbijt vermengde zich met de zeepachtige geur van wasmiddel uit de wasmachine die in de hoek zoemde. Ze bewoog zich snel maar zacht, bijna alsof ze probeerde geen spoor achter te laten.

In de loop der jaren had Nala zichzelf getraind om op die manier in haar eigen huis te bewegen. Hoe minder lawaai ze maakte, hoe kleiner de kans dat ze haar man, Tmaine, van streek zou maken.
Om zes uur ‘s ochtends klonken er voetstappen op de trap. Tmaine kwam van de tweede verdieping naar beneden, elke streep van zijn overhemd perfect gestreken. Zijn schoenen waren gepoetst, zijn haar geknipt. Hij zag eruit als een succesvolle Amerikaanse zakenman op weg naar weer een drukke dag.
Zodra hij in zijn vers gestreken overhemd verscheen, zette Nala een mok hete, zwarte koffie en een dampend bord met ontbijt op tafel.
Tmaine ging zitten en pakte de mok op, zonder haar ook maar aan te kijken.
« De koffie is vandaag een beetje bitter », zei hij droogjes, terwijl hij zijn ogen op het scherm van zijn telefoon gericht hield.