De tijd leek stil te staan. Audreys oren suizden. Ze had honderden vrouwen verdedigd, maar ze had nooit gedacht dat ze haar eigen dochter in deze neerwaartse spiraal zou meemaken. Dertig seconden van ondraaglijke stilte verstreken voordat ze haar besluit nam. Ze pakte haar telefoon, begon op te nemen en draaide een nummer dat ze alleen in noodgevallen gebruikte.
« Zeg het nog eens, » eiste ze van Miguel, terwijl ze hem recht in de ogen keek. « Ik wil het nog een keer horen. »
Zijn gezicht werd bleek. Adriana, die stilletjes huilde, zocht naar het gezicht van haar moeder, alsof ze haar eindelijk toestond haar te zien.
En toen waren de sirenes te horen die Serrano Street naderden.
De nacht was nog niet voorbij. Maar er was eindelijk iets begonnen.
Zodra de agenten het appartement binnenkwamen, werden de dynamieken binnen het gezin op brute wijze blootgelegd. Miguel probeerde zijn kalmte te bewaren en kwam met onhandige excuses, terwijl Helena volhield dat « het allemaal overdreven was » en dat « serieuze gezinnen hun problemen thuis oplossen ». De opname van Audrey en de zichtbare verwondingen in Adriana’s gezicht waren echter voldoende reden om hen beiden mee te nemen naar het politiebureau.
In de daaropvolgende stilte zakte Adriana in elkaar. Audrey wikkelde haar in een deken en maakte kamillethee voor haar.
‘Ik wilde niet dat je het zag,’ fluisterde Adriana. ‘Ik dacht… dat ik het onder controle kon houden.’
‘Mijn liefste,’ antwoordde Audrey, ‘niemand zou andermans geweld moeten proberen te beheersen. Dat is geen liefde. Dat is angst.’