Een rode Kenworth-vrachtwagen reed door een verlaten weg in Noord-Mexico toen een jonge bestuurder vertraagde bij een verlaten tankstation. Onder de verzengende zon stak een enkele vrouw haar hand op. Ze was ongeveer vijfenveertig jaar oud. Ondanks de zichtbare vermoeidheid stond ze rechtop, waardig. In zijn ogen was er geen angst of smeekbede, alleen een felle vastberadenheid.
Mijn naam is Diego. Ik ben vierentwintig jaar oud en woon al drie jaar op de weg. Ik neem nooit vreemden mee. Nooit. Maar die dag stopte ik ergens mee.
Haar naam was Natalia. Ze gaf slechts één verklaring: ze wilde ver komen. Heel ver.
Een verhaal dat aan het barsten is
De eerste kilometers verliepen in een zware stilte, alleen onderbroken door de motor van de vrachtwagen en de hitte die op het asfalt trilde. Toen, beetje bij beetje, begon zijn verhaal te breken.
Natalia was literatuurlerares geweest. Ze was al een paar maanden weduwe. Ze vluchtte niet voor louter verdriet, maar voor gevaarlijke mannen. In haar tas droeg ze geld, documenten… en een USB-stick.
Deze sleutel bevatte genoeg om een uitgebreid netwerk van corruptie neer te halen. Haar zwager, een machtige man, had haar man laten vermoorden. Ze had het bewijs.
Vanaf dat moment veranderde de aard van de reis. We werden gevolgd. Achtervolgd. Meerdere keren. Auto’s verschenen en verdwenen weer. Met elke kilometer leek het gevaar dichterbij te komen.
Ik wist dat ik had kunnen stoppen. Laat maar. Om mijn weg te vervolgen, alsof dit allemaal niet bestond.
Ik heb het niet gedaan.