Ik weet niet waarom ik naar mijn vader toe liep. Misschien was het de manier waarop zijn ademhaling veranderd was, of de manier waarop mijn moeder zijn blik vermeed. Misschien was het een stille instinct dat al jaren groeide, zonder woorden.
Ik boog me naar hem toe en hield mijn stem laag zodat niemand anders het zou horen.
« Papa, » fluisterde ik, « hoe lang ken je hem al? »
Hij antwoordde niet.
In plaats daarvan veranderde zijn hele uitdrukking. De kleur trok uit zijn gezicht. Zijn vingers klemden zich steviger om zijn waterglas, en even dacht ik dat het zou breken.
Hij schoof zijn stoel zo snel naar achteren dat die luid over de vloer schuurde. Hoofden draaiden zich onze kant op.
Lucas aarzelde halverwege zijn stap, terwijl hij Claire nog steeds vasthield.
Claire’s knieën leken hun kracht te verliezen. Ze wankelde. Voordat iemand haar kon opvangen, zakte ze op de grond.
De muziek stopte.
De kamer werd stil.
Iemand riep haar naam. Een gast riep om hulp. De band legde hun instrumenten neer. Mensen renden naar de dansvloer.
Door het lawaai heen sneed de stem van mijn vader als een mes—niet luid, maar stevig genoeg om de lucht te bevriezen.
« Lucas, » zei hij, « wat heb je gedaan? »
De vraag hing daar, zwaar en vol iets wat ik nog niet begreep.
Op dat moment wist ik dat het niet alleen om romantiek ging, of om een wrede stunt. Dit ging over iets ouders. Iets wat mijn ouders me nooit hadden verteld. Iets dat al jaren onder onze familie wachtte, als een barst in de fundering.
Onder ziekenhuisverlichting
Het volgende deel van de avond voelt gebroken in mijn geheugen, als een reeks foto’s in plaats van een vloeiende video.
Rode en blauwe lichten knipperden buiten het hotel. Gasten verzamelden zich in kleine groepjes en fluisterden. Iemand die me in de ambulance hielp nadat ik erop stond met Claire mee te rijden. Lucas staat bij de ingang, zijn stropdas los, zijn ogen volgen de ambulance terwijl de deuren sluiten.