« De hartslag van de baby is gevaarlijk zwak. Bereid je nu voor op een spoedkeizersnede. »
Zijn woorden voelden ver weg, onwerkelijk. « Wat? Is mijn baby oké? » Ik smeekte, maar hij antwoordde niet—gaf alleen snelle instructies. Verpleegkundigen haastten zich. Iemand riep dat de operatiekamer klaar was.
Ik werd op tafel gelegd. Terwijl de narcose werd klaargemaakt, stapte Jace in.
« Wacht even, » zei hij—maar zijn stem was koud, afstandelijk, alsof dit moment hem niet echt betrof. Ik was te bang om het te merken.
De operatie begon. Ik voelde mijn lichaam niet, maar ik voelde de spanning in de kamer. Wees alsjeblieft voorzichtig, bad ik. Dit is Nira’s kleine broertje. Dit is onze baby.
De klok tikte luid. De tijd rekte zich eindeloos uit. Toen stopte de dokter.
Toen hij naar me keek, wist ik het.
« Het spijt me zo, » zei hij zacht. « De baby… niet overleefd. »
De wereld werd stil.
« Nee, » fluisterde ik schor. « Dat is niet waar. Controleer alsjeblieft nog eens. »
De dokter boog zijn hoofd. « We weten niet waarom. De foetus verzwakte snel. We hebben alles gedaan wat we konden. »
Ik kon het niet accepteren. Mijn geest draaide zich naar binnen, wreed en meedogenloos. Het is mijn schuld. Mijn lichaam heeft hem in de steek gelaten. De tranen stopten niet. De baby die in mij had geleefd—die had bewogen en geschopt—was weg.
Na de operatie werd ik naar een privékamer verplaatst. Jace kwam snel binnen.
« Het is niet jouw schuld, » zei hij, terwijl hij me vasthield. Maar zijn armen voelden leeg. Zijn woorden klonken ingestudeerd. Ik merkte het niet—of misschien weigerde ik het.
« Ik ga even naar buiten, » zei hij, en vertrok.
Ga niet weg, wilde ik zeggen. Maar ik kon niet spreken.
Alleen huilde ik tot mijn lichaam hol voelde. Zonlicht stroomde door het raam. Buiten ging de wereld verder—auto’s die voorbijreden, mensen die lachten, vogels die zongen. Maar mijn wereld stond stil.
Waarom was dit gebeurd? Wat zou ik tegen Nira zeggen? Dat we haar geen broer konden geven?
Tranen hebben mijn kussen doordrenkt. Uitputting putte me uit. Voor het eerst vroeg ik me af of ik met deze pijn wilde blijven leven.
Op dat moment kraakte de deur open.
Een kleine schaduw stond daar.
Het was Nira.
« Mama, » zei ze zacht.
« Nira… » Ik reikte naar haar.
Ze kwam dichterbij, haar gezicht met tranen maar vreemd vastberaden – te serieus voor een kind van haar leeftijd.