“Sofi… ik ben bang.”
Ze omhelsde hem.
« We zijn er bijna, Leo. Nog even geduld. Morgen vertrekken we. »
Ze wachtte tot iedereen sliep. Met een zaklamp en een kleine rugzak verzamelde ze de documenten, wat geld en een oude foto van hen beiden op het strand. Toen de klok drie uur sloeg, duwde ze het badkamerraam open en hielp Leo naar buiten. Buiten rook de koele lucht naar vrijheid.
Ze renden naar het dichtstbijzijnde station. De trein naar Valencia vertrok over twintig minuten. Terwijl ze wachtten, vroeg Leo zachtjes:
« Denk je dat ze ons zullen zoeken? »
Sofia knikte.
« Ja. Maar deze keer zullen ze ons niet zo makkelijk vinden. »
Casa Esperanza was niet groot, maar had iets wat het huis van hun ouders nooit had gehad: rust. Daar vonden Sofía en Leo hun toevlucht. Ze kregen schone kleren, warm eten en voor het eerst in lange tijd keek iemand hen met tederheid aan.
De psycholoog van het centrum, Elena Morales , begroette hen met een geduldige glimlach.
« Jullie zijn hier veilig, » verzekerde ze hen. « We zullen alles beetje bij beetje oplossen. »
Het duurde weken voordat Leo ‘s nachts niet meer schreeuwend wakker werd. Hij was bang voor sterke geuren, het geluid van opengaande deuren en voor lachende volwassenen. Sofia ging ondertussen naar groepstherapie met andere meisjes die hetzelfde hadden meegemaakt. Ze ontdekte dat haar verhaal niet uniek was en dat haar schuldgevoel – de last die ze in stilte met zich meedroeg – niet van haar was.
Een maand later nam de politie contact op met het centrum. Marta en Andrés hadden hun kinderen als vermist opgegeven, maar het onderzoek bracht een geschiedenis van verwaarlozing en mishandeling aan het licht. Sofía’s getuigenis, bevestigd door de vlekken rond Leo’s ogen en psychologische rapporten, was voldoende om een rechtszaak te starten.
Tijdens het proces vermeed Marta een blik op haar kinderen. Andrés daarentegen glimlachte arrogant, ervan overtuigd dat alles wel zou worden opgelost. Maar toen de rechter het vonnis voorlas – ontzetting uit de voogdij en een contactverbod – verdween de glimlach.
Toen ze het gerechtsgebouw verlieten, keek Leo naar zijn zus.
« Is het voorbij?
« Niet helemaal, » antwoordde ze. « Maar er staat iets beters op het punt te beginnen. »