De daaropvolgende maanden brachten veranderingen. Sofia won een beurs om maatschappelijk werk te studeren; ze wilde andere kinderen helpen die, net als Leo, door angst het zwijgen waren opgelegd. Leo ging naar de buurtschool, waar hij ontdekte dat hij talent had voor tekenen. Hij tekende met zachte, bijna timide penseelstreken, maar elk van zijn tekeningen had iets stralends, alsof hij probeerde de wereld die hem was afgenomen te reconstrueren.
Op een lentemiddag kwam Sofia thuis en zag haar broer schilderen bij het open raam. De geur van bloemen dreef vanuit de tuin naar binnen.
« Herinner je je die dag nog? » vroeg hij zonder haar aan te kijken.
« Ja, » zei ze. « Maar het doet niet meer zoveel pijn. »
Leo glimlachte.
« Ik denk dat ik nu kan ruiken zonder bang te zijn. »
Sofia omhelsde hem. Er bestond geen perfect happy end, maar wel een nieuw begin. En in Leo’s ogen, nu vrij van elk spoor van pijn, was er iets wat hij nog niet eerder had gehad: hoop.