De auto’s reden met hoge snelheid voorbij, zonder te vertragen.
« Dit… Het is een droom, nietwaar, Raphael? » stamelde Lucia voordat ze op het trottoir gleed, haar dure jurk bedekt met stof.
Rafael zei niets, staarde naar het telefoonscherm.
Tientallen gemiste oproepen.
Tientallen berichten.
Allemaal gemarkeerd met twee grijze vogels.
Hij schreef koortsachtig.
« Mam, pak het alsjeblieft op. De situatie liep uit de hand. Lissa’s ouders raken in paniek. Wat voor werk doe je? Ben je gek? Mam, antwoord me. »
Bericht na bericht.
Geen reactie.
Woede, angst en wanhoop zijn met elkaar verweven.
Lissa zat naast hem, trillend en huilend.
« Mam, wat gaan we nu doen? »
Toen ik in mijn appartement was, kwam ik uit de badkamer gekleed in zachte katoenen pyjama’s, mijn haar in een handdoek gewikkeld.
Ik pakte de nog steeds trillende telefoon en bekeek alle paniekerige berichten van Rafael – vol woede, paniek, wanhoop.
Ik las ze rustig en begon toen langzaam te schrijven.
« Wat is er gebeurd, zoon? Hebben Lissa’s ouders niet gezegd dat ze niet wilden dat ik kwam? »
Ik klikte op « Verzenden ».
Geleverd.
Hij verscheen.
Op het koude trottoir voor het gesloten huis ging Rafaels telefoon.
Alle drie bogen ze zich voorover, vasthoudend aan de laatste vonk hoop.
Ze lazen samen.
« Wat is er gebeurd, zoon? Hebben Lissa’s ouders niet gezegd dat ze niet wilden dat ik kwam? »
Er viel stilte.
Op dat moment begrepen ze het.
Het was geen bankfaillissement.
Dit is geen misverstand.
Het was opzettelijk.
Berekend.
Wraak.
Ik wist alles.
Ik heb me erop voorbereid.
Een angstige blik verscheen op Rafaels gezicht, die plaatsmaakte voor afschuw.
Lucia werd zo wit als marmer, en haar ogen werden groot van angst.
Lissa huilde onbedaarlijk, terwijl ze zich aan haar man vastklampte.
Ze maakten de slapende draak wakker.
De ooit drukke straat achter Maple Ridge Estates was nu koud en leeg—het tegenovergestelde van haar vroegere glorie.
Lucia, Raphael en Lissa stonden bij de poort, eruitziend als bedelaars in designerkleding.
Ze probeerden een taxi te bellen, maar auto’s reden voorbij zonder te stoppen.
Na een half uur van vernedering arriveerde er eindelijk een auto.
De reis verliep in stilte.
Rafał zat vooraan en schreef wanhopige berichten.
Lucia en Lissa zaten achterin, hun gezichten bleek als krijt.
Lissa snikte zacht, haar voorhoofd tegen het raam gedrukt, haar elegante jurk plakte aan haar zweetvochtige huid.
De chauffeur keek hen in de spiegel aan, maar zei niets.
« Waarheen? » vroeg hij zacht terwijl de auto het landgoed verliet.
Rafał antwoordde niet.
Hij had geen idee waar hij heen moest.
Naar Lucia’s oude, vervallen huis in de buitenwijken?
Of misschien naar mijn appartement?
« Naar Pearl Residences, » zei Lucia schor. « We moeten haar zien. Hij moet het stoppen. »