Die zondag, toen ik hun huis binnenkwam, voelde ik de kou nog voordat ze me opmerkten. Jenna keek heel even op: « Hallo, Robert, » mompelde ze zonder enige warmte.
De tafel was gedekt. Dampende borden, wijnglazen, bestek stonden klaar. Er was plaats voor iedereen, behalve voor mij.
« Mark, kun je een stoel pakken? We zijn het vergeten, » riep Jenna. Vergeten.
Mark haalde een stoel uit de gang en zette die aan het uiteinde van de tafel, vlak bij de deur waar de koude lucht naar binnen kwam. Geen bestek, geen servet. Ik ging toch zitten.
Ze brachten me een lauw bord, het vlees was al grijs, de groenten verwelkt. Om me heen sneden ze nog warme biefstukken aan. ‘Is het niet te zout voor je?’ vroeg Jenna zonder me aan te kijken. Ik antwoordde dat het prima was. Niemand hoorde het.
Het gesprek ging over hun projecten, hun reizen, hun werk. Projecten die ik deels had gefinancierd. Ethan keek me verlegen aan, waarop zijn moeder snel haar blik afwendde.
Het ergste kwam toen Mark de tafel afruimde. Hij nam alle borden mee, behalve die van mij. Vervolgens vroeg hij in de keuken: « Heb je de betaling van de aannemer al geregeld? »