De spoedeisende hulp van het St. Helena Ziekenhuis was altijd druk, maar niemand had ooit zoiets gezien als wat er die grijze ochtend door de schuifdeuren naar binnen kwam. Een klein meisje, op blote voeten en trillend, duwde een gedeukte kruiwagen de hal in. Binnen, gewikkeld in een oud gordijn, lagen twee pasgeborenen met gezichtjes zo bleek als kaarslicht, maar nog steeds ademend. Haar haar plakte aan haar wangen, haar knieën trilden bij elke stap en haar stem brak als ze sprak.
« Help ze alsjeblieft. Mama slaapt al dagen. »
Een ogenblik staarden de verpleegsters alleen maar. Toen kwam alles in beweging. Een arts snelde naar voren, een verpleegster tilde de baby’s uit de kruiwagen, iemand bracht een brancard, en voordat iemand haar naam kon vragen, begaven de benen van het kind het en viel ze op de koude vloer.
Toen ze uren later haar ogen opendeed, brandde het licht boven haar te fel. Naast het bed zat een vrouw met zilvergrijs haar en ogen die zowel vermoeidheid als warmte uitstraalden. « Je bent nu veilig, lieverd, » zei verpleegster Teresa Collins.
Het meisje knipperde fel met haar ogen en ging te snel rechtop zitten. « Waar zijn Mateo en Isla? »
« Ze zijn hier, » zei Teresa, wijzend naar de twee wiegjes naast het bed. « Ze zijn veilig. De dokters zorgen goed voor ze. »
De schouders van het kind zakten in elkaar. « Ik dacht dat ik te laat was. »
« Je hebt ze net op tijd gebracht, » fluisterde Teresa. « Je hebt ze gered. »
Haar naam was Ana Silva, pas zeven jaar oud. Ze sprak zachtjes, maar elk woord klonk ouder dan zijzelf. Toen dokter Julian Kerr en een maatschappelijk werker genaamd Nora Patel langskwamen om vragen te stellen, trok Ana haar deken strakker om zich heen. « Ga je ons uit elkaar halen? » vroeg ze met zachte stem.
Dr. Kerr schudde zijn hoofd. « Niemand scheidt iemand. We willen alleen begrijpen wat er is gebeurd. »
Ana aarzelde even en haalde toen een stukje papier uit haar zak. Het was vlekkerig en gekreukt, een kindertekening van een blauw huis naast een scheve boom en het getal 17 groot bovenaan geschreven. « Dit is ons huis, » zei ze. « Ik heb het getekend zodat ik de terugweg niet zou vergeten. »
« Hoe ver heb je gelopen? » vroeg Nora zachtjes.
Ana keek naar het raam, waar de zon achter de heuvels zakte. « Totdat de lucht van kleur veranderde. »