Drie dagen gingen voorbij. Drie nachten van onderdrukte koorts en gefluisterde gesprekken. Toen keerde Héctor terug. Niet voor mij. Voor zijn vergeten horloge. Ik zag hem binnenkomen via de reflectie in het glas, met de haast van iemand die gelooft dat hij recht heeft. Toen hij de slaapkamerdeur opendeed, stond hij roerloos.
In dat moment begreep ik dat er iets veranderd was. En dat de angst niet langer van mij was.
Ik was niet alleen. Naast mij waren de hoofdarts en een vrouw in een grijs pak documenten aan het bekijken. Mijn advocaat. Ik had haar vanuit mijn bed geroepen, mijn stem vastberaden. Ik heb haar niet alles verteld. Ik vertelde haar wat nodig was.
Héctor keek naar het tafereel alsof het niet van hem was. Hij pakte zijn horloge op het nachtkastje. Hij kon het niet vinden.
« Wat is dit? » vroeg hij.
« Dit, » zei ik, « is een gerechtelijk bevel. »
De advocaat sprak over toestemming, over verantwoordelijkheden, over het scheiden van bezittingen. Van de verzekering die Héctor zonder kennisgeving had opgezegd. Van het fonds dat ik onaangeroerd had gehouden. De dokter legde het operatieplan uit, dat al was goedgekeurd. Héctor wilde onderbreken. Niemand belde hem.