Het grind op de oprit knarste onder de banden van een voorbijrazende auto. Vroeger was dat voor de familie Henderson een teken van vreugde, maar nu was het alleen nog maar angst.
Sarah stond bij het keukenraam, haar hand trilde lichtjes terwijl ze haar koffiemok vastgreep. Het was de derde keer deze week. De rode sedan kwam tot stilstand en Emily stapte uit. Haar dochter. Ooit het lichtpuntje van hun leven, leek Emily nu een schim van zichzelf – mager, paniekerig, met ogen die rondschoten als een gevangen dier.
En zoals altijd hing de schaduw van Mark boven haar. Hij stapte niet uit de auto. Hij zat op de passagiersstoel, met een zonnebril op, tikkend op zijn telefoon, wachtend als een gier. Mark, de echtgenoot die Sarah Emily had gesmeekt niet te trouwen. De gokker. De man die hun briljante, energieke dochter in een wanhopige bedelaar had veranderd.
« Ze is terug, Tom, » fluisterde Sarah.