Hij liet soms kleine spullen achter: een steen, een foto, een brief.
En hij sprak met onze zoon alsof hij hem nog kon horen.
Hij sprak⦠tot zonsopgang.
Daar, aan het water, liet hij zichzelf eindelijk breken.
Maar nooit in mijn bijzijn.
āHij wilde niet dat je hem gebroken zag,ā zei ze, terwijl haar eigen tranen over haar wangen stroomden.
āHij dacht dat hij jullie allebei kon steunen door sterk te blijven.ā
En op dat moment begreep ik het eindelijk:
De man die ik voor onwrikbaar had gehoudenā¦
was al die tijd stilletjes aan het verdrinken.
Later die avond ging ik naar het meer.
Ik wist niet precies wat ik zocht. Misschien een teken. Misschien een manier om dichter bij hen beiden te komen.
De lucht was koud. Het water lag stil. De bomen stonden als wachters rond het meer.
Ik liep langzaam langs de oever, en ineens zag ik het:
Een klein houten kistje.
Verweerd, maar intact.
Verscholen onder een boom, half bedekt door bladeren.
Mijn hart sloeg over toen ik het openschoof.
Binnenin zaten brieven.
Tientallen brieven.
EƩn voor elke verjaardag die onze zoon nooit had kunnen vieren.
Allemaal ondertekend met dezelfde woorden:
Liefs, papa.
Ik zat daar tot de zon achter de bomen verdween.
Ik las zijn woorden.
Elk jaar opnieuw: pijn, liefde, schuld, herinneringen, hoop⦠alles wat Sam nooit had gezegd toen hij naast mij zat.
Voor het eerst zag ik zijn verdriet.
Niet door tranenā¦
maar door tederheid.
Verdriet kent vele gedaanten…