Na een laatste angstige blik draaide Victor zich om en ging weer naar binnen. Ik bleef enkele lange minuten in de auto zitten, klemde de tas met het glas erin vast, het gevoel dat de hele wereld in me was ingestort. Tranen gleden over mijn wangen—niet van verdriet, maar van een koude, kristalheldere woede die ik nog nooit eerder had ervaren. Het was het soort woede dat je aderen bevriest en je gedachten scherpt tot iets vlijmscherps.
Ik veegde mijn gezicht af, haalde diep adem en pakte mijn telefoon. Nora nam op na de tweede bel.
« Je had gelijk, » zei ik—niets meer.
De stilte die volgde sprak voor haar. Ze had me maandenlang gewaarschuwd voor de verslechterende financiële situatie van Rachel en Derek, over hoe plotseling ze aanhankelijk waren geworden na de hotelverkoop. Ik had haar niet willen geloven. Ik had, dwaas, gekozen te denken dat mijn dochter gewoon bij mij terugkwam.
« Hoeveel tijd hebben we? » vroeg Nora uiteindelijk, haar toon kortaf en professioneel.
« Niet lang, » antwoordde ik. « Ze zullen een nieuwe poging doen. »
« Wat wil je doen, Helen? »
Ik staarde naar het glas dat in de plastic bewijszak zat, en stelde me de handen van mijn dochter voor—dezelfde die ik altijd vasthield om haar te ondersteunen terwijl ze leerde lopen—terwijl ze iets in mijn drankje roerden. « Ik wil dat ze betalen, » zei ik, mijn stem zo kalm als staal. « Maar niet met de gevangenis. Dat is te makkelijk. Te openbaar. Ik wil dat ze elke druppel van de wanhoop voelen die ze mij probeerden op te leggen. »
De volgende ochtend nam ik het glas—nog steeds verzegeld—mee naar een privé-lab, het soort discreet restaurant dat zijn mond houdt als je een stapel chipbiljetten neerlegt bij je monster.
« Ik heb een volledige analyse nodig. Vandaag. Geen vragen, » zei ik tegen de technicus.
Terwijl ik wachtte, zat ik in een klein café, alles om me heen voelde gedempt en afstandelijk. Mijn telefoon ging. Rachel.
« Mam, gaat het wel? Je zag er gisteravond niet goed uit. » Haar stem was stroperig zoet, maar nu ik de waarheid kende, hoorde ik de valsheid achter elke lettergreep klinken.
« Het gaat goed met me, » zei ik luchtig. « Gewoon moe. Ik denk dat ik vandaag ga rusten. »
« Oh… Goed. Ik dacht dat je misschien ziek was of zo. »
Ziek—en je teleurstellend door nog in leven te zijn, dacht ik. Hardop zei ik tegen haar: « Helemaal niet. Eigenlijk voel ik me geweldig. »