Mijn vrouw vroeg rechtstreeks om een scheiding.
« Ik wil het huis, de auto’s, alles, » zei ze, alsof het slechts een formaliteit was. Mijn advocaat smeekte me om te vechten. Ik antwoordde kalm: « Geef hem alles. »
Iedereen dacht dat ik gek was geworden.
Op de dag van de laatste zitting leek de pen vreemd zwaar voor mij. Zwarte inkt, glad lichaam, elegant. Mijn advocaat gaf het me met de zorg dat hij niet eens meer probeerde te verbergen. Aan de andere kant glimlachte mijn vrouw. Geen nerveuze glimlach, geen opgeluchte glimlach. Een glimlach van overwinning.
De rechtszaal gonste van gedempte gesprekken, het soort dat je hoort als iedereen denkt dat de uitkomst al beslist is. Haar hiel raakte de grond één keer, ongeduldig. Ze droeg wit. Niet onschuld. Eigendom.
« Wanneer je er klaar voor bent, » zei de rechter.
Ik heb naar de handtekeninglijn gekeken. House. Auto’s. Rekeningen. Investeringen. Alles. Mijn advocaat kwam naar me toe, buiten adem.
« Het is waanzin. We kunnen dit nog steeds stoppen. »
Ik heb niets beantwoord. Ik heb getekend.
De pen gleed zonder weerstand, alsof hij al lang op mijn hand had gewacht. Zijn glimlach werd breder. Toen boog haar advocaat zich naar haar toe en fluisterde iets in haar oor.
Vijf woorden.
Ik heb ze niet gehoord. Maar ik zag hun effect. Zijn gezicht is langzaam leeg gemaakt, zonder genialiteit, zonder te schreeuwen. Als een gebouw dat plotseling de zwaartekracht ontdekt.