Ik ging naar het kantoor van mijn man om iets af te geven wat hij vergeten was – en vond een verlaten gebouw.
Een beveiligingsbeambte zei tegen me: « Dat bedrijf ging drie jaar geleden failliet. »
Ik heb mijn man gebeld. « Waar ben je? »
« Op kantoor. In een vergadering. »
Mijn hart begon te bonzen. Toen wees mijn zoon naar beneden.
« Mam… dat is papa’s auto. »
Mijn man was die ochtend snel weggegaan en had een belangrijke map achtergelaten. Het was niet ongewoon. Zijn leven zat altijd vol met vergaderingen, telefoontjes, deadlines. Ik pakte de map, deed onze zoon vast in zijn autostoeltje en reed naar het adres dat ik uit mijn hoofd kende.
Maar op het moment dat we aankwamen, voelde er iets niet goed.
Het gebouw zag er verwaarloosd uit. Het bedrijfsbord was weg. De ramen waren vies. Oranje kegels blokkeerden een deel van het terrein. Zware kettingen hingen over de hoofdingang.
Ik zei tegen mezelf dat ze vast aan het renoveren waren of naar binnen verhuisden. Ik heb toch geparkeerd. Toen ik uitstapte, verscheen er een beveiligingsbeambte uit een