Hij legde Pippa voorzichtig op de grond en begon toen te kruipen. Elke beweging veroorzaakte een scherpe pijn in de zij. Zijn handen krasten over de vloer, maar hij stopte niet met bewegen. Hij ging door en fluisterde in de duisternis: « Blijf alsjeblieft vasthouden. Nog een beetje. » Hij wist niet zeker of hij Pippa of zichzelf bedoelde.
Het huis boven was stil tot een enkele plank van de vloer kraakte. Rylan verstijfde na een halve stap. Hij hoorde voetstappen boven hem. Toen gingen ze weg. De deur ging open. Er viel stilte. Hij wachtte even, luisterend, tot hij zeker wist dat het huis leeg was. Toen hervatte hij zijn langzame, pijnlijke reis.
Toen hij bij de muur bij de oude kachel kwam, voelde hij de verf totdat zijn vingers een zacht stuk hout tegenkwamen. Een parachute. Hij voelde naar een verbogen spijker die hij de dag ervoor op de keldervloer had gevonden. Met hem als een zwakke beitel groef hij in het rotte hout. Verfvlekken bladderden van hem af. Hij werkte met wanhopige concentratie totdat hij een dun straaltje koude lucht op de knokkels van zijn handen voelde. Een stille lach ontsnapte hem. Meer snikken dan wat dan ook.
Hij duwde totdat het kleine metalen deurtje het bewoog. Hij kroop terug naar Pippa. Toen hij haar in zijn armen tilde, slaakte ze een lage kreet, haar stem nauwelijks hoorbaar. « Het is oké, » fluisterde hij in haar haar. « We gaan ervandoor. »