Benjamin kwam thuis met bloemen, kuste me bij de deur en vertelde me hoe gelukkig hij was dat hij mij had. We woonden in zijn ouderlijk huis aan Maple Street, met zijn witte zuilen en perfect onderhouden gazon.
‘Je hoeft je geen zorgen te maken over geld,’ zei hij me op een avond. ‘Ik verdien genoeg voor ons beiden. Concentreer je op het huis.’
Ik hield van mijn marketingbaan. Maar hij bleef aandringen. Hij verlaagde mijn salaris en overtuigde me ervan dat ik thuis gelukkiger zou zijn. Uiteindelijk heb ik ontslag genomen.
Stapje voor stapje nam hij alles in handen. De boekhouding. De creditcards. Elke uitgave werd gecontroleerd. Elk bonnetje werd geanalyseerd. Ondertussen kocht hij zichzelf peperdure pakken en lunchte hij in restaurants waar ik niet meer mocht komen.
Dorothy gooide elke zondag nog meer olie op het vuur. Ze bekritiseerde alles: het huis, het eten, mijn kleren. En ze had het vaak over Veronica Hayes, een interieurontwerpster « uit zo’n goede familie ».
Toen kwamen de mysterieuze telefoontjes. De late nachten. De leugens.
Op een dag vond ik een bonnetje in zijn zak. Een luxe restaurant. Diner voor twee. Champagne. Dessert. Die avond had hij me verteld dat hij moest overwerken.
Ik heb hem niet aangesproken. Ik heb geobserveerd.
Ik volgde ze. Lunches doordeweeks. Diners alleen met z’n tweeën. Zogenaamde zakenreizen. Ik zag Dorothy Veronica toejuichen bij de tennisclub. Ik begreep het: ze namen mijn plaats in.
Maar Benjamin had zich vergist. Hij dacht dat ik niet in staat was mezelf te verdedigen.
Op een ochtend, terwijl hij « in een vergadering » was, ging ik zijn kantoor binnen. Ik vond geheime bankrekeningen, schijnvennootschappen en juridische documenten over het verbergen van bezittingen.
Een vriend van mij, die accountant is, bevestigde mijn vermoeden: het gaat om witwassen.
Ik heb contact opgenomen met de afdeling financiële misdrijven.
Twee maanden later was ik officieel informant.
Ik heb alles opgenomen. Gefotografeerd. Gedocumenteerd. Alles.
Benjamin witwaste geld voor een crimineel netwerk. Hij gebruikte onroerend goed als dekmantel. En hij financierde zijn affaire met zwart geld.
Ik wist precies wanneer ik moest toeslaan.
De dag van de scheiding.
De dag dat hij dacht dat hij me kon verpletteren.