Dagenlang bleef ik mezelf vertellen het los te laten. Misschien was het echt een wonder.
Maar ‘s nachts, liggend in het donker luisterend naar Noahs kleine ademhalingen, keerde de twijfel terug, sluipend, verraderlijk. Ik viel te veel details op — zijn donkerdere haar, zijn warmere huid, een neus die niet helemaal op de onze leek.
Ik dacht dat ik paranoïde was. Toch laat schuldgevoel je nooit ademen.
Op een nacht, om twee uur ‘s nachts, bevond ik me in de badkamer, gebogen over mijn telefoon, zoekend op Google als een bezetene man.
Vasectomie mislukt na bevestigende test? Vals-negatief? Vaderschapstest voor pasgeborenen?
De antwoorden brachten geen enkele verlichting. De kans op falen was microscopisch.
Ik begon Claire te observeren. Voorzichtig. Pijnlijk. Elke glimlach, elke oproep, elke uitstap. Ze verborg niets… qua uiterlijk. Maar soms dwaalde zijn blik een seconde te lang van de mijne af.
Op een middag vroeg ik hem:
« Claire… Is er iets gebeurd? Weet je… Toen we stopten met proberen? »
Ze knipperde, verdwaald. « Wat bedoel je? »
« Niets, » loog ik meteen.
Maar zijn uitdrukking veranderde—nauwelijks, maar genoeg om mijn angsten te voeden.
Die nacht huilde ze onder de douche. Ik hoorde hem. Ik stond op het punt hem alles te vertellen—de vasectomie, de angst die me knaagde—maar ik kon het niet. Er woorden voor zeggen betekende het risico dat alles kapot ging.
Een week later deed ik de onvergeeflijke vergeefsheid.
Ik nam een gebruikte lolly van Noah, stopte hem in een zak en stuurde hem naar een privélab voor een DNA-test.
Ze hadden tien dagen aangekondigd.
Die tien dagen waren een persoonlijke hel. Ik hield Noah vast, voedde hem, wiegde hem, en vertelde mezelf dat ik van hem zou houden, wat er ook gebeurde. Maar elke hartslag bracht me dichter bij de waarheid.
Op de tiende dag kwam de e-mail binnen.
Kans op vaderschap: 0,00%.
Ik bleef verstijfd voor het scherm staan. In de volgende kamer lachte Claire zachtjes terwijl ze naar de babyfoon keek.
Hoe lang loog ze al tegen me?