Ik luisterde niet meteen naar het bericht. Ik maakte mijn werk af, deed mijn handschoenen uit, waste mijn handen tot het water was afgekoeld. De routine hield me op de rails. Toen drukte ik in de opslagruimte op play.
De stem van mijn moeder barstte triomfantelijk naar buiten.
« We hebben de hele week van 4 juli geboekt in jouw huis aan het meer. De hele familie. Tweeëndertig mensen. »
Ze noemde al: boten, barbecues, vuurwerk. Ze nodigde niet uit. Informeerde het. Mijn vader voegde op de achtergrond toe: « Ze zegt niets. »
Daar hadden ze altijd op gerekend.
Ik heb niet teruggebeld. Ik nam de weg naar het noorden, radio uit. Het huis verscheen tussen de dennen als een waarheid: langzaam, toen plotseling. Binnen was alles op zijn plek. Ook kalm.
Ik heb mijn documenten verzameld. De eigendomsakte. Facturen. Het stille bewijs dat deze plek bestond omdat ik het had gebouwd.
De volgende dag belde ik een slotenmaker. Hij heeft alle sloten vervangen en een toetsenbord geïnstalleerd. Hij gaf me twee sleutels. Niet nog één.
« Alleen de mensen die u kiest mogen binnen. »
Deze woorden kwamen als bewijs bij mij op.
Toen ze aankwamen, luidruchtig, zeker van zichzelf, keek ik naar ze vanuit het raam. Mijn moeder draaide de handgreep. Tevergeefs. Ik heb het zelf geopend.
« Goedemorgen, mam. Was je iets aan het zoeken? »
Ze maakten ruzie. Smeekte. Bedreigd. Ik deed de deur dicht. Het slot is dichtgeslagen.
De sheriff kwam. Ik heb de papieren laten zien. Hij bevestigde: « Zij is de eigenaar. Besluit ze. »
De stilte die volgde was oorverdovend.
Die nacht, zittend op het ponton, keek ik naar de verre lichten die uitgingen. Voor het eerst was de grens van mij.