Miles greep Owen vast en omhelsde hem, stevig en rommelig, terwijl hij zijn gezicht in het haar van de jongen drukte alsof hij het leven zelf vasthield.
Hij lachte en huilde tegelijk, luid en rauw.
« Ik voel het, » zei Miles, zijn stem brak. « Ik voel het gras. »
Lena zakte op haar knieën, trillend, tranen gleden over haar gezicht terwijl ze gebeden fluisterde die ze niet hardop had willen zeggen.
Owen omhelsde terug alsof het het normaalste ter wereld was.
« Ik zei toch dat God dingen kan repareren, » mompelde de jongen, bijna zacht.
Miles kneep zijn ogen dicht.
Voor het eerst in lange tijd had hij geen zin om tegen de lucht te schreeuwen.
Hij wilde het bedanken.
De Dokters en de Onbeantwoorde Vragen
De volgende ochtend was Miles weer in een ziekenhuiskamer, omringd door voorzichtige professionals die spraken met dezelfde kalme stemmen die hij had leren haten.
Ze hebben scans uitgevoerd. Ze testten reflexen. Ze stelden hem vragen op een toon die suggereerde dat ze niets wilden beloven.
Niemand stond op en verklaarde een wonder zoals in een film.
In plaats daarvan keken ze verward.
Een specialist wees naar een afbeelding op een scherm en fronste.
Een ander schudde langzaam zijn hoofd, alsof hij iets toegaf wat hij niet graag toegaf.
« Er zijn veranderingen, » zei een arts uiteindelijk, terwijl hij woorden koos als opstapstenen. « Kleine. Onverwachte opmerkingen. »
Miles staarde naar hen, zijn hart nog steeds bonzend door de herinnering aan gisteren.
« En waarom? » vroeg hij.
De dokter zuchtte.
« We kunnen het niet volledig uitleggen, » zei de man. « Soms vindt het lichaam nieuwe paden. Het is zeldzaam. Het is… niet iets wat we kunnen voorspellen. »
Miles knikte.
Hij begreep wat ze echt zeiden.
De wetenschap noemde niets onmogelijk.
Maar het noemde ook niets mysterieus.
Miles protesteerde niet.
Hij had geen nette label nodig.
Hij had alleen de waarheid nodig dat zijn leven was veranderd.