Het bericht arriveerde net na middernacht, flitsend op de telefoon van kapitein Emily Carter, terwijl zij in de taxi zat die haar terugbracht van het vliegveld.
« Kom niet terug. Ik heb de sloten vervangen. De meisjes willen je niet meer. Het is voorbij. »
De woorden van haar man troffen haar harder dan welke oorlogswond ook. Drie missies in het buitenland, drie jaar van zand, geweervuur en het constante gewicht van plicht, en hier is zijn welkom thuis. Emily staarde verbijsterd naar het scherm. Toen tikte ze drie woorden, met een kalm en vastberaden gebaar: « Zoals je wenst. »
Geen woede. Geen smeekbede. Alleen de finaliteit.
Toen de taxi haar rustige straat in Virginia opreed, had ze al een plan in gedachten. Het verandalicht van het huis waarvoor ze had betaald met haar oorlogsschadevergoeding en haar slapeloze nachten was aan, maar de sleutel in haar zak was niet langer van nut voor haar. Ze probeerde de deur niet eens te openen. In plaats daarvan belde ze het enige nummer dat nu telde: haar advocaat, Lisa Grant.
Lisa nam de telefoon op bij de eerste bel. « Emily? Wat gebeurt er? »
« Hij heeft me buitengesloten. Hij beweert dat de meisjes mij niet meer willen. Ik sta daar, voor het huis. »
Een pauze. Toen werd Lisa’s stem zo stevig als staal. « Ga niet naar binnen. Kom morgenochtend naar mijn kantoor. We lossen dat goed op. »
Emily hing op, haar borst hijgde en vouwde zich in een gedisciplineerd ritme terug. Het gevecht had hem geduld en precisie geleerd. Ze zou niet het huis binnenstormen. Nog niet.