Tessa schudde meteen haar hoofd. « Nee, dat is— dat is de ruimte van je familie. Ik blijf hier. »
« Je bent familie, » zei Leo eenvoudig.
De woorden hingen in de lucht.
Een deel van Miles wilde die dag bewaken, het gescheiden houden, onaangeroerd. Een ander deel van hem zag hoe kalm de jongens beide geliefden tegelijk vasthielden – één voor hun moeder, één voor de vrouw die hun eenzame dagen was binnengestapt en weigerde te vertrekken.
« Als ze mee wil, » zei hij langzaam, « kan ze dat. »
Tessa’s ogen vulden zich. « Weet je het zeker? »
« Nee, » gaf hij eerlijk toe. « Maar het voelt goed. »
Een uur later stonden ze bij Hannahs graf. De jongens legden hun kaart aan de voet van de grafsteen. Max schoof zijn hand in die van Tessa.
« Zeg tegen mama dat je aardig bent, » fluisterde hij.
Tessa knielde neer, tranen gleden over haar wangen.
« Ik hoop dat het goed is dat ik van ze hou, » zei ze zacht. « Ik ben hier niet om jouw plaats in te nemen. Ik gewoon… kon het niet helpen om me te bekommeren. »
Miles stond achter haar, luisterde naar zijn zonen die tegen de steen spraken – verhalen vertellend over pannenkoeken, autoliedjes en de manier waarop juffrouw Tessa nooit boos wordt als ze hun moeder noemen.
Er kwam iets in hem los. Liefde voor iemand nieuw betekende niet dat ze Hannah waren vergeten. Ze hadden gewoon ruimte gemaakt.
Wanneer de wereld begint te fluisteren
Het leven in het huis van de Carters werd op kleine, gestaag manieren warmer. De nachtmerries verdwenen niet, maar kwamen minder vaak. De jongens begonnen verder te praten. Ze maakten ruzie over bordspellen. Ze smeekten om te helpen in de keuken. Ze noemden haar meestal « Miss Tessa », maar soms glipte « Mama Tessa » eruit en corrigeerde niemand hen.
Buiten het huis begonnen echter andere mensen te praten.