Jessica Ramirez.
Buurman uit appartement 1202. Een yogaleraar met een zachte glimlach en een discrete echtgenoot. De vrouw die drie dagen geleden op mijn deur klopte met een pot zelfgemaakte jam, en met fonkelende ogen vroeg of ik de bewegingen van de baby al kon voelen.
Het was dezelfde Jessica die mijn hand vasthield en zei: « Je wordt een geweldige moeder, Laura. Ik bewonder je zeer. »
Het notitieboekje viel uit mijn handen en viel met een oorverdovende knal op de grond.
Ik gleed op het koude linoleum, en de wereld kromp tot één punt, waardoor het werd vernietigd. Mijn man was niet bij de cliënt. Hij was bij mijn vriend.
En ze leefden. En dat betekende dat de leugen ook overleefde.
« Mevrouw? Gaat het wel? »
Sterke handen grepen mijn schouders en tilden me op. Ik werd naar een plastic stoel geleid, maar mijn lichaam leek leeg, als een huls. Het gewicht in mijn buik was niet langer het gewicht van mijn zoon; Het was de last van verraad, wat ik net begon te begrijpen.
Jessica Ramirez.
Die naam was een gif dat door mijn aderen stroomde. Elke herinnering kwam tot leven in een zwak licht. « Toevallige » ontmoetingen in de lift. Haar constante vragen over Michaels schema. « Hij werkt zo veel, arme jongen. Je moet voor hem zorgen, Laura. »
Het was geen solidariteit. Het was erkenning.
En deze grill twee maanden geleden… Ik herinner me dat ik op het dak zat, uitgeput van de zwangerschap, en Jessica naast me zat. Ze hield haar hand op mijn buik.
« Mag ik iets voelen? » vroeg ze. « Het is zo’n magische combinatie, nietwaar? Niets kan het breken. »
Ik voelde me misselijk. Het was geen gewone zaak. Het was een farce. Ze wilde op de eerste rij zitten en getuige zijn van het leven dat ze aan het vernietigen was.
« Mevrouw Thompson? »
Voor me stond een jonge dokter met een bril met een draadframe. « Dr. Patel. Je man is niet in gevaar. Hij had geluk. »
Geluk. Dit woord smaakte naar as. Gelukkig leeft hij nog om de schade die hij heeft aangericht onder ogen te zien.