Toen ik terugkeerde naar het appartement, hoorde ik toevallig een gesprek tussen Alexei en zijn moeder, Lyudmila Petrovna. Verborgen in de schaduwen van de gang begreep ik eindelijk wat ik altijd had geweigerd te zien.
Ze spraken over mij als een investering. Van een vrouw die tien jaar lang « onderhouden » was, die nu dankbaar moest zijn. Ze waren al van plan het geld over te maken naar hun gezamenlijke rekening, zonder het mij zelfs maar te vertellen. Voor hen was de erfenis slechts een recht.
Die nacht sliep ik niet. De pijn veranderde langzaam in een koude, heldere woede. Bij zonsopgang was mijn beslissing genomen.
Ik speelde de rol die ze verwachtten: de volgzame vrouw, geduldig, geruststellend. Ik sprak over administratieve vertragingen, over ingewikkelde formaliteiten. Daarna nam ik de weg naar het dorp, alleen, onder het voorwendsel van een noodzakelijke inventaris.
Het huis van mijn grootmoeder verwelkomde me in een stilte vol herinneringen. Toen ik de bibliotheek binnenkwam, werd ik overweldigd door emotie: duizenden boeken, van vloer tot plafond. Dat was zijn hele leven.
Terwijl ik een oud boek van Oorlog en Vrede tevoorschijn haalde, begaf een deel van de plank het. Daarachter een verborgen doos. Binnenin: brieven, foto’s en een titelloos boek.
Op de eerste pagina staat het bekende handschrift van mijn grootmoeder: « Ware rijkdom wordt nooit aan de oppervlakte gevonden. »
Dit boek was een gedetailleerde catalogus van zevenentwintig zeldzame werken: oude edities, manuscripten, unieke exemplaren. Sommige schattingen lagen ruim boven de honderdduizenden dollars. Mijn grootmoeder had niet alleen boeken verzameld: ze had haar hele leven een erfgoed discreet bewaard.
Ze had me geen geld nagelaten. Ze had me vrijheid gegeven.