Ik had niets verwacht van zijn opvolging, dus niets verraste me.
Maar de volgende dag belde haar zoon – boos, verward, bijna schreeuwend.
Terwijl hij door een van de oude dozen rommelde die zijn moeder had achtergelaten, ontdekte hij een brief.
Het was niet aan hem gericht.
Het was aan mij gericht.
In dit boek bedankte ze me voor mijn geduld en zachtheid in haar zwakste momenten.
Ze legde uit dat ze haar testament niet kon veranderen zonder meer problemen te veroorzaken, maar ze wilde me vertellen dat wat ik haar had gegeven meer waard was dan alles wat ze had kunnen achterlaten.
Ze schreef dat ik haar troost was geweest, haar constante steun, haar vrede uiteindelijk.
Maar dat was niet waarom haar zoon van streek was.
In dezelfde doos zaten bonnetjes, briefjes en oude foto’s — bewijs dat ze ooit een klein trustfonds voor hem had willen oprichten.
Ze heeft de documenten nooit afgemaakt. In plaats daarvan bracht ze haar laatste maanden door met het herstellen van de relatie tussen hen, wat hij pas opmerkte toen hij haar geschreven berouwvolle uitdrukkingen las.
Ik liet hem spreken, ik liet hem alle gevoelens loslaten die hem overweldigden. Toen zei ik eerlijk: de brief was niet bedoeld om hem pijn te doen.