Op een luxueus landgoed in de heuvels van Delhi woonde Aarav Malhotra, een jonge en charismatische industrieel. Hij was zo rijk dat niemand ooit ‘nee’ tegen hem had durven zeggen.
Hij bezat bedrijven, luxe auto’s, gouden horloges… maar hij bezat niet het enige dat geld nooit kan kopen: vrede.
Na een veelbesproken breuk met zijn verloofde was Aaravs hart verhard. Hij geloofde niet meer in menselijke goedheid. Hij was ervan overtuigd dat iedereen alleen maar op zijn geld uit was.
Op dat moment kwam Ananya Sharma in zijn leven – een verlegen, welgemanierde 22-jarige vrouw met honingkleurige ogen en een merkwaardig zoete stem.
Ze was vanuit een klein dorpje in Uttarakhand naar Delhi gekomen. Nadat ze op jonge leeftijd haar ouders had verloren, was deze baan haar enige houvast. Het landhuis leek een droom: hoge plafonds, dikke tapijten, schilderijen ter waarde van miljoenen. Maar Ananya raakte nooit iets aan dat niet bij haar werk hoorde.
Ze maakte gewoon schoon, ruimde zorgvuldig op en begroette bezoekers altijd met een vriendelijke glimlach.
Aanvankelijk schonk Aarav haar weinig aandacht.
Maar op een avond, terwijl hij alleen bij de open haard zat te eten, hoorde hij haar in de gang neuriën.
Het was een oud slaapliedje, zo’n liedje dat grootmoeders zingen om kinderen in slaap te sussen.
Zijn trillende stem klonk vreemd genoeg vredig. Die nacht sliep Aarav voor het eerst in maanden diep.
Een paar dagen later grapte zijn vriend:
« Broer, pas op met je nieuwe schoonmaakster. Je weet nooit wat er achter een mooi gezicht schuilgaat. »
Deze opmerking wekte oude demonen in Aaravs geest op.
Hij besloot Ananya op de proef te stellen.
Op een avond ging hij op de bank in de woonkamer liggen en deed alsof hij sliep.
Hij liet expres zijn meest waardevolle horloge, zijn open portemonnee en wat contant geld op tafel liggen.
Zoals gewoonlijk kwam Ananya die avond laat om op te ruimen.
Rond elf uur ging de deur zachtjes open.
Ananya kwam binnen – op blote voeten, haar haar in een staart, een klein zaklampje in haar hand.
Ze bewoog zich langzaam, alsof ze bang was de stilte te verstoren die tussen de muren van het landhuis hing.
Aarav hield zijn ogen half dicht, zijn adem inhoudend, alsof hij sliep.
Hij verwachtte een teken van hebzucht: een blik op het geld, een lichte aarzeling, een vergissing.
Maar wat hij zag, joeg hem de rillingen over de rug.
Ananya keek niet eens naar het geld.
Ze liep rechtstreeks naar Aarav, bukte zich en bedekte hem met een sjaal.
Ze fluisterde zachtjes: