Ik dacht niet dat mijn tweede kans op liefde zou mislukken voordat het überhaupt begon.
Mijn naam is Carl Morrison, ik ben 55 jaar oud. De avond ervoor zou de beste dag van mijn leven zijn sinds Sarah’s dood vijf jaar geleden. In plaats daarvan was het de dag dat ik me realiseerde dat sommige mensen maskers dragen die zo geloofwaardig zijn dat ze niet op hun ware gezicht lijken.
Toen ik hertrouwde, vertelde ik mijn nieuwe vrouw of zijn twee zonen niet over één essentieel punt: het gebouw waarin we woonden behoorde mij toe. Voor hen was ik simpelweg de keeper. En als ik dit geheim heb gehouden, komt dat omdat ze de dag na de bruiloft mijn spullen in de gang heeft gegooid.
De ceremonie was eenvoudig, bijna intiem. Een paar goede vrienden, zijn zonen Jake en Derek, en de dichtstbijzijnde buren, verzamelden zich in de gemeenschappelijke ruimte van de Morrison Garden-residentie. Officieel was ik daar zes jaar huisverzorger, sinds ik na Sarah’s verdwijning was gaan wonen. In feite was ik al vijftien jaar eigenaar van het hele complex.
Mallerie was 47 jaar oud. Ze was drie jaar eerder in het gebouw komen wonen, een alleenstaande moeder die naar verluidt in moeilijkheden verkeerde na een ingewikkelde scheiding. Twee jaar lang had ik haar zien jongleren met klusjes, zich zorgen maken over haar maandhuur van $1.200, haar oprecht bedanken als ik haar een vertraging gaf of een klein gebaar maakte over de kosten. Ik werd verliefd op deze vrouw die ik moedig, waardig en dankbaar vond.
Het huwelijk was perfect geweest. Ze straalde in een crèmekleurige jurk. Zijn zonen leken voor het eerst ontspannen. Ik geloofde oprecht dat we een gezin aan het worden waren.
De volgende ochtend veranderde alles.
Rond de ontbijttafel was de sfeer ijzig. Mallerie beval me te gaan zitten. Toen vroeg ze zonder emotie aan Jake om « mijn spullen » te gaan halen. Binnen enkele minuten lagen mijn kleren opgestapeld in een koffer die door de gang werd gegooid.
Volgens haar was het appartement nu « te klein » voor iedereen. En omdat ik « alleen de conciërge » was, moest ik gewoon ergens anders in het gebouw gaan wonen. Ze dreigde zelfs de verhuurder te bellen als ik weigerde te vertrekken.
De ironie was bijna pijnlijk.
Ik ging naar een kleine studio in de kelder die ik voor noodgevallen bewaarde. Zittend op het smalle bed, nog steeds gekleed in mijn trouwpak, realiseerde ik me dat de vrouw met wie ik was getrouwd nooit had bestaan.