Ik ben naar het huis van mijn dochter Laura gegaan zonder het haar te vertellen.
Ik deed het bijna nooit, maar wekenlang overviel me een gevoel van onbehagen: de intieme overtuiging dat er iets mis was. Het is onmogelijk het rationeel uit te leggen. Het was simpelweg het moederinstinct, en deze keer besloot ik het niet te negeren.
Ik heb aanbeld. Niemand nam op. Na een moment wachten gebruikte ik de dubbele sleutels die Laura me jaren eerder had gegeven, « voor het geval dat. »
Zodra ik de drempel overstak, voelde ik de kou. Niet die van de winter, maar een diepere kou, die het huis onherbergzaam en zwaar maakte.
Uit de keuken klonk het regelmatige geluid van stromend water.
Ik liep er zwijgend naartoe. Wat ik zag, bevroor me.
Laura stond voor de gootsteen en deed onophoudelijk de afwas. Ze droeg een dunne trui, duidelijk niet warm genoeg. Zijn handen trilden licht, zijn schouders waren stijf. Haar haar was achteloos naar achteren gebonden en haar gezicht zag er uitgeput uit – geen tranen, geen woede, alleen uitputting.
Aan tafel zaten haar man Daniel en schoonmoeder Margaret. In warme kleren gewikkeld aten ze comfortabel en praatten alsof er niets was gebeurd. Laura was bijna onzichtbaar.
Margaret schoof haar lege bord weg. Daniel stond meteen op en riep naar de keuken:
« Ben je klaar? Breng ons eten. »