Tijdens een familiediner stond ik op uit mijn stoel met een nerveuze glimlach. Het dakrestaurant van het Fairmont Hotel baadde in warm licht, terwijl de stad Chicago zich voor onze ogen uitstrekte als een verlichte kaart. Ik had dit moment de hele dag herhaald. Mijn handen trilden, mijn hart bonsde, verscheurd tussen vreugde en angst.
Toen iedereen zat, stond ik op en legde instinctief een hand op mijn buik.
« Ik heb iets te delen, » zei ik, mijn glimlach niet in staat te verbergen. « Ik ben zwanger. »
Ik verwachtte directe reacties: uitroepen, tranen, misschien zelfs applaus. In plaats daarvan viel er een overweldigende stilte op tafel. De vorken bleven in de open lucht hangen. Mijn man, Daniel, keek me aan, met grote ogen, zichtbaar in shock. Ik begreep nog steeds niet waarom.
Toen doorbrak een droge, harde, spottende lach de stilte.
Zijn moeder, Claudia Fischer — altijd elegant, altijd defensief — leunde achterover tegen de rugleuning van haar stoel, haar ogen brandend van woede. « Zwanger? » zei ze. « Jij? Kom dan. Je doet alsof je geld uit ons krijgt. »
Mijn glimlach verstijfde. « Claudia, waar heb je het over? Waarom zou ik… Ik had geen tijd om af te maken.
Ze stond abrupt op, haar stoel schraapte over de vloer. « Laat haar met rust! » riep Daniel. Maar alles ging te snel.
« Wil je doen alsof? » spuugde Claudia, haar stem hysterisch. « Laten we eens kijken of je het na dit nog steeds faked! »
Ze greep mijn arm en duwde me met een kracht die ik niet vermoedde dat ze had. Mijn hiel gleed uit op de gladde tegelvloer. Ik viel achterover, gevangen in de leegte.
Ik herinner me de val zelf niet. Alleen geschreeuw, ijzige wind, dan een brute klap. Een scherpe knal, een brandende pijn… Dan duisternis.