een spaarboekje met mijn naam erop, met veel meer dan ik had gedacht,
• en verschillende persoonlijke notities die ze door de jaren heen had bijgehouden.
Helemaal onderaan stond een laatste boodschap:
« Dit is van jou omdat je het op de manier hebt verdiend die ertoe doet. Jij was mijn rust in mijn zwaarste jaren. Denk niet dat ik je ooit over het hoofd heb gezien. »
Tranen vertroebelden mijn zicht. Ik hield het briefje tegen mijn borst en huilde—diepe, rauwe, trillende snikken die zachtjes door de kamer weerklonken.
Hoofdstuk 7: De zegen waarvan ik niet wist dat ik die had
Ik heb het Angela of Bethany niet verteld. Niet omdat ik het wilde verbergen, maar omdat de waarheid privé voelde—iets dat alleen voor Margaret en mij bedoeld was.
Die avond stak ik een klein kaarsje aan op haar dressoir, legde de brief en sleutel ernaast, en fluisterde:
« Het spijt me dat ik aan je twijfelde. »
Ik stelde me haar warme glimlach voor, die ze gaf als ze zich sterk genoeg voelde om te spreken.
De wrok in mij loste op. De woede verdween. De pijn werd zachter.
De dingen die haar dochters erfden zagen er belangrijk uit.
Maar ik had iets diepers geërfd.
Haar vertrouwen.
Haar dankbaarheid.
Haar liefde.
Hoofdstuk 8: Wat Blijft Mij Bijstaan
Elke ochtend stap ik met mijn koffie op de veranda en adem ik de berglucht in. De dennenbomen wiegen zachtjes, alsof ze me begroeten.
Soms, in de zachte wind, denk ik haar stem te horen:
« Ga in vrede, lieverd. Je hebt mijn zegen. »
En elke keer antwoord ik zachtjes in mijn hart:
« Dank je, mam. »