Toen begon het vliegtuig te schudden.
Het was geen turbulentie.
De kapitein legde uit: bewusteloze copiloot, storm, noodlanding.
« Ik heb je nodig. »
Avery knikte. « Zeg me wat ik moet doen. »
In de cockpit nam ze de hulpbediening over. De schermen trilden. De storm sloeg toe.
« Stabiele koers. Adem. »
Ze gehoorzaamde.
Vijfentwintig minuten. Dan negentien.
Eindelijk verscheen het spoor.
De impact. Remmen. Stilte.
Ze lagen op de grond.
De hut barstte uit in applaus.
Avery kon niets meer horen. Zijn telefoon trilde.
« Hij is er nog. Maar schiet op. »
De kapitein schakelde haar als eerste uit.
Ze kwam net op tijd aan bij het bed van haar vader.
« Ik wist dat je zou komen. »
Ze hield zijn hand vast tot het einde.
Later verscheen er een bericht op zijn telefoon.
« Hij wachtte op zijn heldin. Zoals wij. »
Avery keek omhoog naar de nachtelijke hemel.
Ze had de oorlog overleefd.
Op verlies.
En dat zou ze ook overleven.
Ze schikte haar tas en liep verder naar voren.
Vooruit.