Deel III — De Brief
Er is een speciaal ochtendlicht bij de Miramar dat de oceaan als papier doet lijken. Toen ik de vergaderruimte binnenkwam, was het uitzicht helder, het personeel was al aanwezig, de advocaat van mijn grootvader voorop met een leren aktetas waarop een teken stond dat ik herkende; van de vele discussies die het had overleefd, voelde ik een kalmte in mij die ik sinds kamer 108 niet meer had gevoeld.
Mijn familie kwam binnen, in uniform: mijn moeder in een blouse met de tekst « hostess », mijn vader in een colbert met « autoriteit », Lucia in een jurk met « duur, dus correct », Roberto in een overhemd waarop « damn lucky » stond. Daniela zat op de eerste rij.
« Wat is er? » vroeg mijn vader, terwijl Miguel het licht dimde. Hij gebruikte de gereserveerde toon voor kaartjes en obers.
« De waarheid, » zei ik.
De oude foto’s flitsten voorbij—de Miramar in zijn beginjaren, een witte stucwerkdroom met te weinig kamers en te veel hoop, mijn grootvader die op het dak stond in een opgerold overhemd, wijzend naar waar het zwembad zou zijn, mijn zestienjarige moeder in een zomerjurk, het al harde en defensieve licht. Mijn vader glimlachte bij dit beeld, totdat hij mij zag glimlachen.