In de rechtszaal werd alles rustig gespeeld. De documenten. E-mails. Bankpogingen. Leugens.
De rechter oordeelde: ik was de enige eigenaar. Elke claim van mijn ouders werd afgewezen. En ze werden gewaarschuwd: elke nieuwe poging zou worden bestraft.
Ik heb verkocht. Ik kocht kleinere, verder weg, stiller. Een huis met een tuin en een citroenboom. De onze. Geen verborgen sleutels. Zonder emotionele chantage.
Henry heeft een limonadekraam opgezet. Hij schreef op zijn bord: « GEEN ZURE GEZICHTEN ». Ik lachte zoals ik al lang niet had gedaan.
Een laatste brief van mijn ouders kwam binnen. Geen excuses. Slechts één zin: « We zijn nog steeds je familie. »
Ik heb het opgeborgen.
Op een avond vroeg Henry me: « Zijn we nog steeds een familie als we niet meer met ze praten? »
Ik dacht erover na en antwoordde toen: « Een familie is wanneer we voor elkaar zorgen zonder elkaar pijn te doen. »
Hij knikte en vroeg me hem te helpen met zijn wetenschapsproject.
Op dat moment begreep ik: mijn ouders hadden me geleerd vol te houden. Mijn zoon heeft me geleerd te kiezen.
En ik had niemand meer toestemming nodig.