Antoine keerde terug naar Lyon om het graf te bezoeken dat zijn naam droeg, zijn volwassen kinderen te zien en de banden aan te halen met een familie die hem, hoewel vreemden voor hem, met liefde had verwelkomd. Daarna ging hij terug naar Nice, naar de vrouw die hij had verloren, maar die nooit was gestopt met op hem te wachten. Ze werden herenigd, maar op een andere manier, zachter, minder gehaast, alsof de tijd die hen had gescheiden hun pijn had verzacht. Claire leerde ondertussen de man van wie ze zoveel had gehouden los te laten, zonder hem te vergeten.
Op een avond, terwijl ze beiden op de kasteelheuvel stonden, keek Claire toe hoe een boot langzaam wegdreef in de schemering, de zee die geheimen fluisterde aan de horizon. ‘Leef gelukkig, mijn liefste,’ zei ze zachtjes, als een laatste ademtocht van onveranderlijke liefde, ‘Misschien hebben onze zielen elkaar ergens alweer gevonden.’
De kalme, oneindige zee fluisterde terug dat ware liefde nooit sterft. Ze verandert alleen van vorm, van contouren, maar ze blijft eeuwig voortleven in de harten van hen die weten hoe lief te hebben en te vergeven. En Claire, eindelijk in vrede, liet haar hart openstaan voor deze nieuwe vorm van liefde, een liefde zonder bezit, zonder pijn, maar vol dankbaarheid en tederheid. Het lot had hen voor een moment samengebracht, en dat was genoeg.