Carol werd aangeklaagd voor meerdere misdrijven. Koppen koppelden het woord « geschenk » aan « binnenlands terrorisme. »
Op een avond vroeg Emma of oma boos op haar was. Ik hield haar dicht tegen me aan en vertelde haar de waarheid.
« Oma heeft een heel slechte keuze gemaakt. Jij hebt ons veilig gehouden. »
We zijn tijdelijk verhuisd terwijl het huis werd geïnspecteerd en schoongemaakt. Emma sliep wekenlang met het licht aan. Ik nam het haar niet kwalijk.
Geen van ons raakte ooit nog een ingepakte doos aan zonder aarzeling.
Carol is nooit voor de rechter gegaan. Haar advocaat adviseerde een onmiddellijke pleidooiovereenkomst. Het bewijs was overweldigend—bonnetjes, beveiligingsbeelden, forensische analyse en haar eigen tegenstrijdige verklaringen. In de rechtszaal zag ze er niet uit als een monster. Ze zag er klein uit. Kwetsbaar. Gewoon. Dat was het moeilijkste deel om te accepteren.
Ze bekende schuld aan misdrijven met betrekking tot het bouwen en afleveren van een explosief apparaat. Het vonnis zorgde ervoor dat ze nooit meer alleen met kinderen zou zijn. Toen de rechter sprak over « intentie vermomd als familiegenegenheid, » begonnen mijn handen te trillen.
Daniel zat naast me, bewegingloos. Hij huilde niet. Hij sprak niet. Toen het voorbij was, liep hij naar buiten en moest overgeven op de parkeerplaats van het gerechtsgebouw. Dat was de dag dat hij zijn moeder verloor—niet aan de gevangenis, maar aan de waarheid.