Op de ochtend van de 24e ging ik met mijn advocaat naar huis. Het huis leek op een geïmproviseerd gerechtsgebouw.
Tiffany, kapot. Kevin, kapot. Zijn familie, aandachtig.
De documenten hebben gesproken. Het huis in trust geplaatst. Onvervreemdbaar. Tiffany gaf opdracht te vertrekken.
Kevin begreep het. Te laat, maar echt.
Tiffany vertrok en sloeg de deur dicht. De stilte die volgde was schoon.
We bestelden eten. Ze brachten de prachtige gerechten tevoorschijn. Geen geënsceneerde foto’s. Gewoon mensen, rond mijn tafel.
Later schreef Tiffany: « Je hebt me vernederd. » Ik legde de telefoon met de voorkant naar beneden op tafel.
De volgende dag kwam ze terug om te praten. De ketting zat erom.
« Wat wil je? » vroeg ik.
« Repareren. »
« Je hebt mijn identiteit gebruikt. »
Ze vertrok weer.
Op kerstochtend maakte Kevin ontbijt. De eieren waren te lang gaar. Verbrand brood. Hij lachte. Hij vroeg nergens om.
Later kwam de familie langs om afscheid te nemen. Mij werd gezegd: « Je hebt het juiste gedaan. »
In de middag zette ik de magneet die scheef op de koelkast stond.
Het was geen patriottisch gebaar. Het was een keuze.
Kies wat er mis blijft. En wat eindelijk rechtgezet moet worden.