Ik draaide me om naar mijn moeder, die trilde maar langzaam rechtte, getroost door mijn aanwezigheid. Ik pakte haar hand en samen liepen we naar de uitgang. De balzaal voelde alsof hij om ons heen kleiner was geworden. Elk oog volgde, elk gefluister voelde alsof het in mijn borst weerkaatste, maar het kon me niet schelen.
« Annabelle, wacht! » riep Nathaniel me wanhopig na. « Dit is waanzin! Dit meen je niet! »
Ik antwoordde niet. Er viel niets te zeggen. Dit was nooit om hem en mij gegaan – het was altijd om respect gegaan. Mijn moeder verdiende waardigheid, en geen enkele rijkdom, charme of verwachting kon haar die ontnemen.
“Je bespot de mensen die je het leven hebben gegeven, Nathaniel,” zei ik vastberaden, “en ik kan niet naast iemand staan die denkt dat dat acceptabel is.”
Zijn woede laaide op. « Je verpest alles! Dit is een ramp! »
« Ik bewaar wat ertoe doet, » antwoordde ik. En daarmee stapten mijn moeder en ik de frisse avondlucht in. De warmte van vrijheid en rechtvaardigheid overspoelde me, terwijl de echo’s van gezucht en gemompel volgden.
In de dagen die volgden, verspreidde het verhaal van de bruiloft zich. Mensen belden, appten en stuurden berichten – vrienden, familie, collega’s. Ze wilden weten waarom ik zo’n dramatische stap had gezet. Nathaniel probeerde zich te verontschuldigen, te redeneren, smeekte zelfs, maar zijn woorden vielen in het niet. Daden onthullen iemands karakter, en dat van hem was voor iedereen zichtbaar.
Mijn moeder en ik brachten de daaropvolgende weken in stille overpeinzingen door. We lachten, huilden en herstelden langzaam. Elke keer dat ik terugdacht aan die balzaal, voelde ik een golf van trots – niet om de bruiloft die ik was kwijtgeraakt, maar om het respect dat ik had behouden, om de liefde die ik had beschermd.