De regen van februari prikte nog steeds toen ik thuiskwam van de begrafenis van Margaret, mijn schoonmoeder. Tien jaar lang had ik dag na dag voor haar gezorgd, zonder mijn tijd of energie te tellen. Die avond dacht ik een leeg, stil huis te vinden, simpelweg gemarkeerd door afwezigheid.
In plaats daarvan kwam ik mijn man, haar zoon, haar zus tegen… en een advocaat. De sfeer was zwaar, bijna klinisch. Meteen vertelden ze me dat Margaret het huis en haar spaargeld aan mijn man had nagelaten. Voor mij was er slechts vijfduizend dollar, uitgereikt als een « service-onderscheiding. » Ik kreeg ook achtenveertig uur om het terrein te verlaten.
Ik schreeuwde niet. Ik heb niet gesmeekt. Ik reageerde zoals ik in mijn leven als verpleegkundige had geleerd: kalm blijven, goed observeren, nadenken voordat je handelt. Ik pakte mijn koffer, pakte de benodigdheden en trok in een goedkoop motel, met het gevoel dat ik in één klap was uitgeput.