Ik mocht niet de kamer in. Het wachten was ondraaglijk.
Toen Emma naar buiten kwam, klom ze op mijn schoot en klampte zich aan me vast. Ze legde niet veel uit—zei alleen: « Ik heb het ze verteld. »
Dat was genoeg.
Daniel werd later die dag ondervraagd. Zijn zelfvertrouwen viel snel uiteen. Zijn verhalen veranderden. De tijdlijnen kwamen niet meer overeen.
De arts legde later uit dat de röntgenfoto’s oudere, genezende verwondingen toonden—niet grafisch, maar onmiskenbare tekenen van herhaalde schade. Patronen die niet verklaard konden worden door één val.
Dr. Harris had hen meteen herkend.
Op die avond werd Daniel gevraagd het ziekenhuis te verlaten. De volgende ochtend was er een tijdelijk beschermingsbevel van kracht.
Die nacht huilde ik harder dan in jaren—niet alleen om Emma, maar ook om het leven dat ik had vertrouwd zonder het ooit in twijfel te trekken.
Het schuldgevoel was overweldigend. Hoe had ik dat gemist?
Emma’s therapeut zei later iets wat ik nooit zal vergeten:
« Misbruik overleeft op stilte, niet op domheid. »
Die zin hield me op de been.
De weken die volgden waren gevuld met afspraken, formulieren en onbekende voorwaarden—beschermingsbevelen, begeleide bezoeken, forensische interviews. Het was uitputtend, maar het bracht ook helderheid.
Emma bleef bij me. Dat stond nooit ter discussie.