Mara hield met beide handen een mok thee vast alsof het een reddingslijn was.
Ze keek me niet aan toen ze sprak.
« Ik oefende vroeger wat ik zou zeggen als je ooit thuiskwam, » fluisterde ze. « Maar toen je binnenkwam… Ik wist niet of je echt was. »
Mijn borst trok samen.
« Ik ben echt, » zei ik. « En jij bent veilig. »
Ze knikte langzaam, alsof ze de woorden testte op de waarheid.
Toen vroeg ze: « Die vier woorden die je aan de telefoon zei… Je was zo kalm. Hoe? »
Ik staarde even naar het water.
« Omdat ik niet wilde dat angst het luidste geluid in de kamer was, » zei ik. « Niet voor jou. »
Mara’s ogen glinsterden.
Ze leunde met haar hoofd tegen mijn schouder—klein, voorzichtig, maar echt.
En in dat stille moment realiseerde ik me dat het grootste wat ik in vijftien jaar had opgebouwd niet mijn bedrijf was.
Het was de afstand die ik nu moest overbruggen.
Maar ik zou het ongedaan maken.
Eén dag tegelijk.
Want deze keer kwam ik niet thuis om op bezoek te komen.
Ik kwam thuis om te blijven.
Een vraag die ik niet kan stoppen met stellen
Als je na vijftien jaar terugkwam en je kind tot zwijgen werd gebracht op de plek die je had achtergelaten om hem te beschermen… Wat zou jij als eerste doen?
En zou je de waarheid zo snel hebben herkend als je denkt?