Mijn naam is Loretta Álvarez.
Ik ben tweeënzeventig jaar oud, en na jaren van ziekte is het ademen moeilijk voor me geworden. Alles wat ik wilde was een rustig leven en een beetje consideratie in het huis waar ik woonde met mijn zoon en zijn vrouw.
Het begon met een klein, zorgvuldig verzoek. Ik vroeg beleefd aan mijn schoondochter, Sofia, of ze mocht vermijden om in de keuken te roken omdat de rook het moeilijk maakte om te ademen. Ze reageerde niet bezorgd—alleen een kille glimlach, alsof mijn ongemak er niet toe deed.
Voordat ik iets kon zeggen, greep mijn zoon Diego in. In plaats van de situatie te kalmeren of te luisteren, werd hij boos. Op een moment dat ik nog steeds moeilijk kan begrijpen, hief hij zijn hand op en sloeg me, alsof het verdedigen van zijn vrouw belangrijker was dan de gezondheid van zijn moeder.
Ik stond daar in de.
Niet zozeer door de pijn, maar door het besef dat er iets fundamenteels was gebroken. Dat ene moment wist jaren van opoffering, zorg en stilte uit.
Die avond gingen Diego en Sofia uit eten alsof er niets was gebeurd. Ik bleef alleen achter in het huis, omringd door stilte. Ik heb niet gehuild. Ik heb niet geroepen. Ik zat gewoon en begreep iets wat ik lange tijd had vermeden: mijn stilte had hen geleerd dat ik altijd zou volharden.