« Jongedame, » zei hij, zijn stem nu verrassend zacht. « Je hebt een ruggengraat van staal. Je doet me denken aan mijn overleden vrouw, Michaels grootmoeder. »
Hij legde een hand op mijn schouder, een gebaar van diepe, patriarchale acceptatie.
« Welkom in de familie, Emily. Echt welkom. »
Ik keek naar mijn vader, die nu openlijk werd gemeden door zijn eigen nieuwe vrouw, zijn gezicht een masker van grijze verwoesting. Toen keek ik naar de krachtige man met stalen ogen voor me, die me met oprechte warmte toelachte. Ik besefte, in een duizelingwekkende, triomfantelijke haast, dat mijn vader, door mij te verstoten, me in zijn oneindige, arrogante domheid zojuist een veel betere, sterkere en trouwere familie had gegeven dan degene die ik net was kwijtgeraakt. Ik pakte Michaels hand en voor het eerst die dag glimlachte ik, een echte, oprechte glimlach van mezelf.